Trio Cortado – concertverslag zaterdag 27 december 2014
Peter Taams
Glijdend en glibberend over de besneeuwde wegen spoedde ik mij naar de Dorpskerk. Als gastheer moet je vòòr de aankomst van de musici aanwezig zijn. Al is het maar voor het zetten van koffie! Eerst maar eens samen met de koster een paar paden maken in de sneeuw, gelukkig waren sneeuwschuiver en pekelzout voorradig. Een aardige opwarmer. Bellen met Hannah de Witte hoe hun reis verloop naar Hendrik Ido Ambacht – dat ging gelukkig prima en om 18:00 uur arriveerde het gezelschap. Het restant van de tijd gebruikt om een broodje weg te happen en nog wat sneeuw te ruimen.
Een enigszins somber gevoel maakt zich van mij meester. Hoewel sneeuw mij meestal blij maakt vrees ik nu toch een beetje voor de opkomst bij dit concert. Het land is al enige dagen in een toestand van paniek – mede door toedoen van het KNMI. Ja, er kwam wat sneeuw aan. Nou en? Dat gebeurt de hele winter ook in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, Liechtenstein en de Scandinavische landen, om maar eens meerdere landen te noemen! Het zal wel aan mij liggen hoor, maar een paar cm sneeuw en de treinen rijden niet meer, een winkelcentrum staat op instorten en er gebeuren allerlei ongelukken op de weg. Hoe doen ze het dan in Scandinavië of Zwitserland? We zouden met de huidige paniek over een paar sneeuwvlokken bijna vergeten dat we een paar honderd jaar geleden op walvissen jaagden en overwinterden op Nova Zembla, 1596 als ik me niet vergis. Zaken die een mens overdenkt tijdens het sneeuwruimen!
Alles goed en wel. Uiteindelijk arriveren er toch nog een man of veertig, saillant detail, de burgemeester van Hendrik Ido Ambacht is er ook met zijn vrouw!
Sonate a trè – Charles Avison
Charles Avison (16 februari 1709 (gedoopt) – 9 of 10 mei 1770) was een Engels componist in de barokke periode. Hij was kerkorganist van St. John the Baptist Church in Newcastle en van de St. Nicholas Church (later Kathedraal). Hij is het meest bekend om zijn 12 Concerti Grossi en zijn “Essay over muzikale expressie”, het eerste muziekkritiek gepubliceerd in het Engels.
Sommige bronnen beweren dat Charles de vijfde was van negen kinderen, terwijl anderen beweren dat hij de zevende van tien kinderen was. Hoe dan ook, Charles Avison werd geboren in een familie met een hoge mate van kindersterfte – veel van zijn broers en zussen stierven op jonge leeftijd. Zijn vader was een muzikant en was zijn eerste leraar waarschijnlijk. Toen Charles 12 was overleed zijn vader.
Rond twintig jaar verhuisde Avison naar Londen om zijn carrière als muzikant voort te zetten. Het was tijdens deze periode van zijn leven dat hij begon te studeren bij Francesco Geminiani. De eerste gedocumenteerde muzikale bijdrage van Avison was een benefiet concert in Londen op 20 maart 1734. Dit was ook zijn enige bekende concert in Londen en waarschijnlijk bevatte het een aantal van zijn vroege composities, geschreven onder Geminiani. Avison verliet Londen en op 13 oktober 1735 werd hij benoemd tot organist van de St. John’s, Newcastle. Hij werd later benoemd tot directeur van de Newcastle Musical Society. Hij bleef op deze twee posten tot aan zijn dood. Avison gaf ook les in klavecimbel, fluit en viool aan particuliere studenten op een wekelijkse basis. Ondanks talrijke aanbiedingen van meer prestigieuze posities later in zijn leven verliet hij Newcastle nooit.
Avison was getrouwd met Catherine Reynolds. Charles en Catherine had negen kinderen, waarvan er slechts drie volwassen werden. Deze kinderen heetten Jane, Edward en Charles. Edward volgde zijn vader op als zowel de directeur van de Newcastle Musical Society als de St. Nicholas organist, na de dood van zijn vader. Charles was ook organist en componist.
De sonate wordt met verve gespeeld, mooi in de akoustiek! Dit belooft wat!
Schumann – Albumblätter
Schumann werd geboren in Zwickau, Hauptmarkt 5, als het vijfde kind van August Schumann en Christiane. Zijn vader was boekhandelaar en uitgever en dat verklaart grotendeels zijn literaire belangstelling. Robert had een zuster Emilie (geboren 1796) en drie broers, Eduard (geboren 1799), Carl (geboren 1801) en Julius (geboren 1805).
Op zevenjarige leeftijd kreeg Robert Schumann zijn eerste pianoles. Zijn vader steunde de muzikale ambities van zijn zoon: er werd een vleugel aangekocht en zijn vader luisterde met plezier naar Roberts spel. Vader probeerde zelfs Carl Maria von Weber als pianoleraar voor zijn zoon te krijgen, tevergeefs. Tot zijn achttiende ging Robert naar het lyceum van zijn geboortestad. Robert Schumann noteerde later: Ich genoss eine sorgfältigste und liebevolle Erziehung.
Op twaalfjarige leeftijd schreef hij zijn eerste composities, de Psalm 150 en de Ouverture met koor voor solisten, koor en orkest met obligate pianopartij. Zijn tweede creatieve werkterrein was de literatuur: hij schreef al jong gedichten, toespraken en artikelen en had vanzelfsprekend in de boekhandel van zijn vader toegang tot de nieuwste werken van de bekende schrijvers en dichters van zijn tijd. In 1826 pleegde zijn zusje Emilie zelfmoord, enkele weken later overleed ook zijn vader. Volgens de wens van zijn moeder, maar vooral op advies van zijn curator Gottlob Rudel studeerde hij – zonder veel belangstelling – eerst rechtswetenschap in Leipzig en Heidelberg. Het bijwonen van een concert van Niccolò Paganini in Frankfurt am Main gaf de doorslag zich helemaal aan de muziek te wijden.
Schumann studeerde piano bij de befaamde Friedrich Wieck, maar een vingerverrekking verhinderde hem een loopbaan als pianovirtuoos of concertpianist te beginnen. Evenals de andere studenten ging Schumann te Leipzig bij Wieck inwonen. Hij maakte er kennis met Wiecks dochter Clara, die hij later zou huwen.
Bij Heinrich Dorn in Leipzig studeerde hij in 1831 muziektheorie. Na een korte verloving met Ernestine von Fricken voelde Schumann zich sterk tot Clara Wieck aangetrokken. Zijn liefde voor haar leidde tot jarenlange debatten met zijn pianoleraar, de vader van Clara. Zij was de oogappel van haar vader en een veelbelovend pianiste, de kroon op zijn leraarschap. Friedrich Wieck was daarom bijzonder trots op zijn dochter. Het kwam tot een openlijke breuk met de familie Wieck. Vader Wieck had Schumann verboden Clara te ontmoeten en ging met haar op concertreis. Maar in Schumanns werken uit deze tijd blijft Clara aanwezig. In 1837 verloofde het paar zich tegen de wil van vader Wieck. De intriges van Wieck leidden bij Schumann tot een zenuwcrisis en aanvallen van zwaarmoedigheid. Er is niets nieuws onder de zon maar het zal je maar gebeuren!
Via de rechtbank werd de toestemming voor het huwelijk geforceerd. Eindelijk kon het paar op 12 september 1840, daags voor de 21e verjaardag van Clara, in de dorpskerk van Schönefeld trouwen. Nog in datzelfde jaar werd Schumann door de Universiteit van Jena tot eredoctor benoemd en maakte hij kennis met Franz Liszt. De eerste huwelijksjaren waren de gelukkigste van Schumanns leven. Het echtpaar bleef tot 1844 in Leipzig wonen.
Schumann schreef tot 1839 uitsluitend pianomuziek. Toen ontstonden de grote pianocycli, waarmee hij beroemd zou worden. 1840 was voor Schumann het jaar van de liederencycli: hij schreef 138 liederen, waaronder Liederkreis, op. 39, Frauenliebe und -leben, op. 42 en Dichterliebe, op. 48. Pas na het huwelijk werd de breedte van het compositorisch oeuvre vergroot. In 1841 ontstond de Symfonie Nr. 1 in Bes-groot, de zogenaamde “Lentesymfonie (Frühlingssinfonie)”, op. 38. De première in het Gewandhaus te Leipzig onder leiding van Felix Mendelssohn Bartholdy was een van de grootste successen in Schumanns carrière.
In 1844 vertrok het echtpaar Schumann naar Dresden. In deze tijd had Schumann verscheidene ontmoetingen met Richard Wagner. In 1847 werd hij dirigent van het koor Liedertafel in Dresden. Het jaar 1848, met de Europese revoluties, werd een van de productiefste van Schumann: hij voltooide zijn opera Genoveva, begon met het schrijven van de muziek voor het toneelstuk Manfred van Lord George Gordon Byron en voltooide het derde deel van de Scènes uit Faust van Johann Wolfgang von Goethe. Maar de familie Schumann voelde zich in Dresden steeds geïsoleerder, want zij ergerden zich aan de muzikale smaak van het conservatieve Dresdener publiek. Zo nam Schumann in 1850 het aanbod van Ferdinand Hiller aan om hem als zijn opvolger als stedelijke muziekdirecteur in Düsseldorf voor te dragen.
In Düsseldorf was Schumann verantwoordelijk voor de abonnementsconcerten van de Städtische Allgemeine Musikverein, de repetities van de verschillende koren en adviseur voor bijzondere muzikale festiviteiten in twee Rooms-Katholieke kerken. Hij was zeer ambitieus en het eerste concert, waarop Clara als soliste optrad, was een overweldigend succes. Zijn zwijgzaamheid, sterke bijziendheid, die in die tijd met een bril niet te verhelpen was, zijn zachte stem en onvoldoende pedagogische vaardigheid om orkestleden te motiveren, leidden tot een gebrekkige discipline in het orkest.
In november 1853 werd hem meegedeeld dat hij uitsluitend nog eigen werk kon dirigeren: een regelrecht ontslag. Schumann kreeg steeds meer last van gehoorhallucinaties, die gepaard gingen met depressies en angstvisioenen. Enkele maanden later sprong hij tijdens het plaatselijke carnavalsfeest in een vlaag van innerlijke verscheurdheid in de Rijn maar werd gered door een Hollandse schipper. Hij werd ontoerekeningsvatbaar verklaard en in een inrichting voor geesteszieken in Endenich (nabij Bonn) opgenomen. Daar woonde hij tot zijn overlijden helemaal geïsoleerd; zelfs zijn vrouw Clara heeft hem hier pas twee dagen voor zijn dood voor het eerst opgezocht. Wat triest! Robert Schumann behoorde zonder twijfel tot de belangrijkste componisten van de muzikale periode van de Romantiek. Hij heeft niet alleen een groot aantal belangrijke pianowerken en liederen nagelaten, maar verkende met zijn late koor- en orkestwerken vaak nieuwe mogelijkheden.
Albumblätter, Op. 124 biedt uitstekend pedagogisch materiaal. Albumblätter is een van de laatste collecties gepubliceerd tijdens het leven van de componist. Er zitten diverse oefeningen in verwerkt zoals – dubbele noten met beide handen – stem in het lage register van het instrument – zacht dynamisch in een snel tempo – zestiende noten gelijkmatig in een snel tempo – parallelle bewegingen handen samen – varieer articulaties (legato en staccato) – chromatisch passagewerk – grote intervallen met arm rotatie.
Deze grappen en grollen horen we ook terug in de arrangementen van Trio Cortado – hetgeen deze delen uiterst plezierig en boeiend maakt! Je verveelt je geen moment! Het arrangeren van muziek is een praktijk die een lange geschiedenis kent. In de tijd van Bach was plagiaat een eer voor de componist van het origineel, en de grote meester zelf arrangeerde zijn eigen werken veelvuldig om voor iedere gelegenheid weer iets ‘nieuws’ te hebben. Zelfs Mozart gebruikte arrangementen van andermans populaire operathema’s in zijn eigen opera’s. Later werden er veel arrangementen gemaakt om bijvoorbeeld virtuoze pianisten hun krachten te laten zien. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Liszt, die zijn eigen transcripties maakte van opera’s van Wagner. Tegenwoordig wordt er nog steeds veel gearrangeerd. Vrijwel alle muziek komt ervoor in aanmerking. Als het goed wordt gedaan, heeft het een heel verrassend resultaat en laat het nieuwe kanten van de muziek horen.
R. Naeff – End of summer – première
Ruben Naeff heeft een M.Sc. graad in de wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam en een MM graad in compositie aan de New York University. Hij studeerde bij Michael Gordon, Daan Manneke en Gilius van Bergeijk, en volgde masterclasses bij Louis Andriessen, Christopher Rouse, Augusta Read Thomas en David Lang. Hij ontving subsidies van de HSP Huygens Talent Scholarship, het Jerome Fonds voor Nieuwe Muziek (JFund) van de American Composers Forum, de Van Bijleveltstichting, en de Stichting Fonds voor de Geld- en Effectenhandel.
Zijn brede interesse’s leidden tot veel interdisciplinaire stukken als De Bètacanon (over de harde wetenschappen), The Dancing Dollar (over de huidige financiële crisis), en de YouOpera (over ons leven online). Ruben is mede oprichter van de West 4th New Music Collective dat het werk van opkomende componisten bevordert. Hij schreef muziek voor Ensemble Signaal, het JACK Quartet, de Deviant Septet, Vigil Ensemble, Cadillac Moon Ensemble (alle New York based), Wild Rumpus (SF), het duo Valitutto & Meyerson (LA), het Erasmus Kamerkoor (Rotterdam) en vocaal kwartet Quatre Bouches (Amsterdam).
Hij heeft zijn krachten gebundeld met publieke figuren zoals NRC Handelsblad redacteur economie Maarten Schinkel, wetenschappers, voormalig KNAW presidenten Robbert Dijkgraaf en Frits van Oostrom en tekenaar Jean-Marc van Tol. De componist beschrijft: “End of Summer” als volgt. As the month of September always combines the ease of the past summer and the energy of the new season, the short trio “End of Summer” is both unpretentious summer music and an overture for all new music of the year to come. Dat zal waar zijn maar ik hoor het er niet in.
De aanwijzing “joyfull” is er misschien debet aan dat ik zit weg te dromen en mij flarden van Tom & Jerry te binnen schieten. U weet wel, die inmiddels gedateerde tekenfilmreeks over een kat (Tom) en een muis (Jerry). De plots van de korte filmpjes draaien meestal rond Tom’s frustrerende pogingen om Jerry te vangen en het wilde geweld dat hiermee gepaard gaat. Zowel Tom als Jerry zijn even sadistisch tegenover elkaar, maar nochtans zijn er evenveel momenten in de filmpjes aan te duiden waar ze toch redelijk met elkaar kunnen opschieten. Hierdoor is het onduidelijk waarom Tom zo vaak op Jerry jaagt, maar de meest voor de hand liggende redenen zijn allicht: 1. Hun kat-en-muisverhouding – 2. Omdat Tom’s bazin dit beveelt – 3. Competitie met een andere kat of – 4. Pure pesterij. Het lukt Tom soms om Jerry te vangen, meestal omdat Jerry het zelf toestaat of door dom geluk.
De originele reeks staat berucht om haar erg gewelddadige gags: Jerry snijdt Tom doormidden, houdt zijn hoofd tussen een venster of een deur, stopt zijn staart in een wafelijzer of een stopcontact. Tom gebruikt bijlen, pistolen, dynamiet, knuppels en vergif om Jerry te kunnen vermoorden (om één of andere reden lijkt hij Jerry slechts zelden te willen opeten). Een running gag is dat Jerry Tom pijn doet terwijl hij niet oplet en Tom deze pijn pas enkele seconden later beseft. Muzikaal regisseur Scot Bradley putte mede uit de klassieke vijver – dat zal merkwaardigerwijs de reden zijn dat zowel Tom & Jerry tijdens dit stuk door mijn hoofd spoken.
M. Ravel – menuet in cis
Maurice (of Joseph-Maurice) Ravel (Ciboure, 7 maart 1875 – Parijs, 28 december 1937) was een Frans componist van Zwitsers-Baskische afkomst. Hij geldt als een van de voornaamste componisten van de 20e eeuw en, met zijn oudere landgenoot Claude Debussy, als de belangrijkste impressionist in de klassieke muziek, en als voorloper / initiator van het expressionisme.
Maurice Ravel werd geboren in Ciboure aan de kust in Frans-Baskenland nabij de Spaanse grens en was van moederszijde van Baskische afkomst. Zijn vader was een ingenieur uit Franstalig Zwitserland. Nog in Ravels geboortejaar verhuisde het gezin naar Parijs, waar in 1878 zijn broer Édouard werd geboren. Ravel kreeg op zevenjarige leeftijd zijn eerste pianolessen en werd in 1889 toegelaten aan het Parijse conservatorium. Zijn pianistenopleiding maakte hij niet af. Na zijn voortijdige vertrek van het conservatorium keerde hij er in 1897 terug om bij Gabriel Fauré compositielessen te volgen. Tijdens zijn compositieopleiding deed Ravel verschillende vergeefse pogingen om de Prix de Rome te winnen.
Niettemin begon Ravel naam te maken als componist, aanvankelijk met pianomuziek en liederen en later ook met orkestmuziek. Tot zijn vroegere werken behoren de kleine opera L’Heure espagnole (1907) en de Rhapsodie espagnole voor orkest (1907/8), die beide Ravels voorliefde voor Spanje verraden, en de beroemde Pavane pour une infante défunte (1909). Voor de Ballets Russes van Sergej Diaghilev schreef Ravel in 1912 het grootschalig opgezette ballet Daphnis et Chloé. In 1913 leerde Ravel Igor Stravinsky kennen, met wie hij samen Moessorgski’s onvoltooide opera Chovansjtsjina bewerkte.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Ravel zijn vaderland als vrachtwagenchauffeur in het leger, nadat hij als jongeman wegens zijn geringe postuur was afgekeurd voor militaire dienst. Ondanks zijn opgelaaide vaderlandsliefde behield hij afstand tot pleidooien om Oostenrijkse en Duitse componisten niet meer uit te voeren. In 1916 moest Ravel ziek vanuit Duitsland naar Frankrijk terugkeren. Kort daarop stierf zijn moeder, bij wie hij steeds gewoond had, waarop hij bij zijn broer introk. Na diens huwelijk kocht hij in 1921 de villa Le Belvédere in Montfort-l’Amaury bij Parijs, waar hij tot zijn dood zou blijven wonen. Het huis is nu een museum. In 1924 schreef Ravel Tzigane voor viool en luthéal, een verloren gewaand instrument dat in 1994 teruggevonden werd. In 1928 componeerde hij onder meer het pianoconcert in D voor de linkerhand “Concerto pour la main gauche”. Dit stuk werd geschreven voor Paul Wittgenstein (de broer van Ludwig Wittgenstein) die in de eerste wereldoorlog zijn rechterhand was verloren. Ravel was zeer honkvast. Wel maakte hij in 1928 een grote concertreis door de Verenigde Staten en Canada. In hetzelfde jaar kwam de Bolero tot stand, dat zijn bekendste werk zou worden.
Gedurende zijn laatste levensjaren was Ravel ten gevolge van een niet geheel opgehelderde neurologische aandoening niet meer in staat te schrijven. Hij stierf op 28 december 1937, 62 jaar oud, in een Parijs ziekenhuis. Hij werd begraven op de begraafplaats Levallois-Perret in Parijs, waar ook zijn ouders lagen. Ravel is, ondanks verschillende langdurige relaties, nooit getrouwd en is kinderloos gebleven.
Het menuet in cis zou je niet als menuet typeren – in gedachten lijkt het bedoeld voor een dansje als het lachen je al lang vergaan is. Een moment van bezinning en inkeer dus.
Johann Sebastian Bach – Prelude & Fuga in Fis (Majeur) BWV 858 uit Das Wohltemperierte Klavier
Fis majeur of Fis groot (afkorting: F♯) is een toonsoort met als grondtoon Fis. De voortekening telt zes kruisen: Fis, Cis, Gis, Dis, Ais en Eis. Het is de parallelle toonaard van dis mineur. De enharmonisch gelijke toonaard van Fis majeur is Ges majeur.
Welgetempereerde stemming (ook welgetemperde stemming genoemd) is een verzamelnaam voor een aantal muzikale stemmingen met als belangrijkste karakteristiek dat er geen intervallen in voorkomen die voor het gehoor onaanvaardbaar van de reine stemming afwijken. Het grote voordeel van een welgetempereerde stemming boven de daarvóór gebruikelijke middentoonstemming is dat daarmee álle toonsoorten speelbaar zijn. Bovendien hebben de verschillende toonsoorten in veel welgetempereerde stemmingen elk een eigen karakter door de verschillend klinkende drieklanken, wat niet het geval is in de later opgekomen gelijkzwevende stemming.
Het bekende Das Wohltemperierte Klavier van Johann Sebastian Bach diende niet, zoals velen denken, om de voordelen van de gelijkzwevende stemming aan te tonen, maar veeleer om de verschillende karakters van de toonsoorten te laten uitkomen, en daarnaast aan te tonen dat de middentoonstemmingen ongeschikt zijn voor toonsoorten met veel voortekens.
De eerste welgetempereerde stemming in Europa was het in 1681 door Andreas Werckmeister geïntroduceerde Werckmeister III temperament. Verdere welgetempereerde stemmingen volgden, zoals Kirnberger-III (1779) van de Bach-leerling Johann Kirnberger, en nog vele andere, zoals Vallotti-Tartini (1750), Neidhardt-4 (1732), Weingarten (1750). Van recenter, tot zeer recente datum stammen: Young (1800), Stanhope (1806), Sievers (1868), Kelletat (1966), Kellner (1976) en Lehman (2005), om de meest bekende te noemen.
Dit stukje klinkt wonderwel natuurlijk in deze bezetting, tevens zo transparant als een zojuist opgetrokken ochtendnevel!
Debussy – La sérénade interrompue en “Minstrels”
Claude Achille Debussy (Saint-Germain-en-Laye, 22 augustus 1862 – Parijs, 25 maart 1918) was een Frans componist die vernieuwing bracht binnen de klassieke muziek. “Bach, die Onze Lieve Heer van de muziek, tot wie elke componist zou moeten bidden alvorens aan het werk te gaan, om zich voor middelmatigheid te behoeden.” Aldus Debussy in een recensie van de première in 1902 van de 2de orgelsymfonie van en door Louis Vièrne.
Hoewel Claude van eenvoudige komaf was en er binnen het gezin Debussy weinig aan muziek werd gedaan, werd zijn talent al vroeg ontdekt. Dankzij bemiddeling van madame Mauté, de schoonmoeder van de dichter Paul Verlaine, mocht hij in 1873 naar het Conservatoire de Paris, waar hij pianoles kreeg van Antoine François Marmontel en harmonieleer van Émile Durand. Ook volgde hij korte tijd lessen bij César Franck.
In 1879 vroeg de weldoenster van Tsjaikovski, gravin Nadezjda Filaretovna von Meck, aan Marmontel of hij een geschikte jonge pianist wist voor haar huistrio. Hij maakte haar attent op Debussy. Zijn spel viel zodanig in de smaak dat hij in 1882 met de familie von Meck naar Rusland ging. Na terugkeer volgde hij compositielessen bij Ernest Guiraud, die hem adviseerde eenvoudiger te schrijven, wilde hij in aanmerking komen voor de felbegeerde Prix de Rome.
In 1884 lukte hem dit met zijn cantate L’enfant prodigue, hoewel de componist Charles Gounod, die hem als genie beschouwde, voor hem in de bres moest springen. De toekenning van de prijs stelde Debussy in staat twee jaar in Rome te werken en te studeren. Dit overigens niet naar eigen genoegen, want het verblijf aldaar werd door hem als een kwelling ervaren. Hij zei niet tegen het klimaat te kunnen, zich niet te interesseren voor de antieke kunst en zich regelrecht te ergeren aan de feesten die hij moest bijwonen. Hier schreef hij het orkeststuk Printemps, dat door de jury in Parijs werd weggehoond. De secretaris van de Académie schreef in zijn rapport dat het zeer wenselijk zou zijn als Debussy zich niet verloor in dit soort impressionisme, dat hij als een van de gevaarlijkste vijanden van kunstwerken beschouwde. Debussy was inmiddels bezig aan een derde werk, getiteld La Demoiselle élue, op een vertaalde tekst van Dante Gabriel Rossetti, maar voor hij het voltooid had was hij al uit Rome vertrokken, nog voor de twee jaren voorbij waren. De jury weigerde Printemps uit te voeren, waarop Debussy zich verzette tegen een uitvoering van La Demoiselle élue. Hiermee was de breuk tussen hem en de leiders van de Académie volkomen.
Gedurende een bezoek aan Bayreuth (1888-89) kwam Debussy in contact met de muziek van Richard Wagner. Wagner leek een dwingende greep op zijn werk te krijgen. Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs raakte hij echter onder de bekoring van Spaanse en vooral ook Javaanse muziek, met name van de klanken van de gamelan. Hierdoor lukte het hem onder de invloed van Wagner uit te komen en een hoogst oorspronkelijke, eigen klanktaal te ontwikkelen.
In 1899 huwde Debussy met Rosalie Texier, een meisje van eenvoudige komaf, dat hem voorbeeldig terzijde stond in de moeilijke tijd voordat hij bekendheid begon te genieten. In 1904 wenste Debussy echter van haar te scheiden om te kunnen trouwen met hun gezamenlijke vriendin Emma Bardac-Moyse. Door dit tweede huwelijk kwam hij in aanraking met de “betere kringen”, hoewel dit niet betekende dat er een einde kwam aan zijn financiële zorgen. In 1901 werd Debussy muziekrecensent voor de Revue Blanche. Later schreef hij ook voor andere bladen. Een bloemlezing hiervan werd na zijn dood gebundeld onder de titel Monsieur Croche Antidilettante.
Vanaf 1909 wist Debussy dat hij aan kanker leed. Daarnaast was het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een grote domper, waardoor hij het maandenlang niet kon opbrengen te componeren. Toch wist hij zich hiervan te herstellen. In deze tijd schreef hij nog werken als de Douze études en de Six sonates pour divers instruments, waarvan hij er overigens slechts drie kon voltooien. Debussy stierf tijdens het laatste Duitse offensief toen Parijs met langeafstandsgeschut en vanuit luchtschepen werd gebombardeerd. Omstandigheden noopten tot een informele begrafenis op het kerkhof van Passy.
De term “impressionisme” wordt vaak gebruikt om muziek van Debussy te omschrijven, hoewel dit door sommigen (ook de toondichter zelf) werd betwist. De term had de negatieve klank van vaagheid en gebrek aan structuur. In een brief uit 1908, schreef de componist: “Ik probeer ‘iets anders’ te doen – een soort realiteiten – wat door imbecielen ‘impressionisme’ wordt genoemd”. Elders merkte Debussy eens op: “Muziek is gemaakt van kleuren en afgepaste ritmes”. Enkele kenmerken van zijn muziek zijn:
Veelvuldig gebruik van orgelpunt – Passages en figuraties die afleiden van het ontbreken van tonaliteit – Veelvuldig gebruik van parallelle akkoorden – Bitonaliteit – Gebruik van de hele-toonstoonladder of de chromatische in plaats van de diatonische toonladder (ook Debussy-toonladder genoemd) – Schijnbaar abrupte modulaties, zonder enige aanwijsbare harmonische connectie – Timbre: grote klankverscheidenheid door het gebruik van de hele tessituur, door een grote verscheidenheid aan speelwijzen te vermengen en af te wisselen, door een genuanceerd en zeer intens pedaalgebruik. Invloeden van exotische culturen en schilderingen van legendes, zoals in Pagodes , Ondine en de Prélude à l’après-midi d’un faune.
De twee stukken van Debussy worden uitermate boeiend gespeeld, het applaus is volkomen terecht!
Johann Sebastian Bach – Italiaans concert in drie delen BWV 971
Dit Italiaans concert heet eigenlijk Concerto nach italiänischen Gusto – hierin paste Bach de “vorm” toe van het Italiaans concert. Bachs kennismaking met de Italiaanse concertvorm vond plaats in de laatste jaren voor zijn vertrek naar Köthen, toen hij Cammer Musicus und Hofforganist in Weimar was. Hij verkende de Italiaanse orgelmuziek van Girolamo Frescobaldi, maar vooral ook de muziek die aan het begin van de 18e eeuw de Duitse hoven veroverde en de Duitse componisten bezighield: het Italiaanse concert en in het bijzonder het soloconcert. Bach werd vanuit drie invalshoeken beïnvloed door de nieuwe Italiaanse muziek.
Ten eerste verzorgde Bach in zijn functie ook de kamermuziek aan het hof. Hoewel dat hof van Weimar serieus en vroom was, zal de wereldlijke kamermuziek er ook beïnvloed zijn geweest door de toen heersende Italiaanse muzikale mode. Van invloed was daarnaast Georg Philipp Telemann, die Bach waarschijnlijk al in Eisenach had ontmoet en die de peetoom was van Bachs zoon Philipp Emanuel. Ook Telemann was verbonden aan het hof van Weimar als kapelmeester. Hij verzorgde er ook de publicatie van de eerste composities van Prins Johann Ernst von Sachsen-Weimar, met wie Bach bevriend was en die al op 19-jarige leeftijd overleed. De composities van de prins waren Italiaanse soloconcerten.
Met name van invloed was Bachs verre neef Johann Gottfried Walther. Walther was de muziekleraar van Johann Ernst. Walther was als orgelcomponist beroemd om zijn concerto-transcipties van Duitse èn Italiaanse componisten, zoals van bv. Tomaso Albinoni, Giuseppe Torelli en Antonio Vivaldi. Met Walther hield Bach ‘competities’ in het schrijven van het nieuwe type concert, vooralsnog als bewerker van bestaande werken.
Zo bewerkte Bach 16 concerten van de Italiaanse meesters Vivaldi, Benedetto Marcello en Torelli, maar ook van Telemann en werken uit het ongepubliceerde opus 1 van Johann Ernst von Sachsen-Weimar (BWV 972 – 987). Hij volgde hier een voor hem bekend principe: een systematische aanpak en een zo breed mogelijke uitbuiting van de mogelijkheden van de vorm. Bach koos voornamelijk vioolconcerten als basis. Naast het omzetten van typische violistische kenmerken en het uitwerken van de basso continuo voor een vol klavicinistisch geluid, paste Bach de werken ook aan bij zijn eigen smaak: bassen werden levendiger gemaakt, maar ook thematisch versterkt door kenmerkende motieven, contrapunt werd toegevoegd in de oorspronkelijk homofone werken die juist de nadruk op de melodie legden. De scherpe klankcontrasten, zo typisch voor Vivaldi, werden uitgevlakt en vervangen door muzikale ontwikkelingen en climaxen. De door heldere thema’s kenmerkende tutti-soli dialoog bij Vivaldi werd verschoven naar een concentratie op het thema van de soli. In de transcripties is de ontwikkeling van de kenmerken van Bachs componeren in concertowerken te zien: de verweving met polyfonie en de thematische en concertante schrijfstijl. Dit vertaalde zich ook in eigen werken uit de Weimar periode: bv. de orgeltoccata in C (BWV 564) en de Pastorale in F (BWV 590). In Köthen zou Bach de mogelijkheden van de Italiaanse concertovorm in zijn functie als hochfürstlich Anhalt-Cöthenische Kapellmeister uitwerken in de vioolconcerten en de Brandenburgse Concerten.
Het concert – en niet alleen dat van Bach – staat als een huis, feestelijk door de rijkelijk toegepaste arpeggio-achtige effecten en het speelplezier van Trio Cortado. Zelden vlóóg een concert zo snel om!
Velen maakten nog gebruik van de gelegenheid een lekker wijntje te drinken of met de burgemeester en / of de musici te praten.