Orgelconcert door Pieter van Dijk op 8 november 2014 – 16:00 uur

Pieter van Dijk (1958) is organist van de Grote Sint Laurenskerk in Alkmaar en stadsorganist van Alkmaar. Zijn orgelopleiding ontving hij van Bert Matter aan het Conservatorium in Arnhem. Hij vervolgde zijn studie bij Gustav Leonhardt, Marie-Claire Alain en Jan Raas. Op de internationale orgelconcoursen in Deventer (1979) en Innsbruck(1986) behaalde hij prijzen.

Als docent voor het hoofdvak orgel is hij verbonden aan het Conservatorium van Amsterdam en de Hochschule für Musik und Theater in Hamburg. Hij is één van de artistieke leiders van het Orgelfestival Holland.

Op het Duyschotorgel brengt hij werken ten gehore van Franz Tunder (1614-1667), Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) o.a. Mein junges Leben hat ein Endt en natuurlijk ook van Johann Sebastian Bach (1685-1750). Van de laatste componist staat op het programma:  Sonate in d-moll BWV 527, Nun komm’ der Heiden Heiland BWV 659 en Praeludium et Fuge in G-dur BWV 541.

Wilhelm_Friedemann_Bach

Bach schreef zijn BWV 541 voor zijn zoon Wilhelm Friedemann die het speelde op een proefspel voor de Sophienkirche in Dresden. Na zijn studie aan de universiteit van Leipzig werd Wilhelm Friedemann in 1733, op voorspraak van zijn vader (die zelfs de sollicitatiebrief van zijn zoon schreef), organist van de lutherse Sophienkirche in Dresden. In de kerk bevond zich een beroemd Silbermann-orgel, dat door zijn vader was ingespeeld. Voor het proefspel van zijn oudste zoon maakte Bach-senior een nieuwe versie van zijn reeds in Weimar gecomponeerde Praeludium et Fuga in G (BWV 541). Uit voorzorg noteerde Bach Senior ‘Vivace’ (levendig) bij het begin van het Praeludium.

De sfeer aan het katholieke hof in Dresden, waar sinds 1733 een nieuwe keurvorst August III de scepter zwaaide, was in veel opzichten anders dan in het protestantse Leipzig. Kenmerkten kunst en cultuur zich in de Leipziger burgersamenleving door een bepaalde mate van ingetogenheid, in Dresden was het vorstelijke luister alom. Veel van zijn symfonieën, kamer- en klavierwerken dateren uit deze tijd. De alles overheersende rol van de vader blijkt telkens weer; hij zocht een drukker voor composities van zijn zoon.