Concertimpressie Radio Antiqua – zaterdag 4 oktober 2014

Het was vandaag mooi weer en ik was gastheer van Radio Antiqua bij de Stichting Duyschot Concerten waar dit ensemble om 16:00 concerteerde. Radio Antiqua bestaat uit jonge internationale muzikanten die oude muziek spelen op historische instrumenten. Deze mensen zijn niet alleen professioneel maar ook zeker charmant!

I – Als eerste de sonata La Foscari van Giovanni Legrenzi. Giovanni Legrenzi (Bergamo, 12 augustus 1626 – Venetië, 26 mei 1690) was een Italiaans componist en dirigent. Zijn vader, Giovanni Maria Legrenzi, was een professioneel violist en tot op zekere hoogte een componist. Legrenzi had twee broers en twee zussen, één van zijn broers, Marco, was een getalenteerd muzikant, maar hij kwam al vroeg te overlijden. Legrenzi is een typisch voorbeeld van een autodidact. Het componeren leerde hij zichzelf aan en de meeste composities schreef hij dan ook gewoon thuis. Legrenzi had zijn eerste betrekking in Bergamo als organist in de Santa Maria Maggiore, een prachtige kerk met een beroemde muzikale geschiedenis. Na zijn priesterwijding in 1651 werd hij benoemd tot inwoner-kapelaan van deze kerk. Hoewel hij actief betrokken bleef bij de muziek en zelfs de titel van eerste organist kreeg in 1653, werd Maurizio Cazzati benoemd tot kapelmeester. De eerste publicatie van Legrenzi’s muziek verscheen in 1654. Zijn benoeming tot organist was aanvankelijk omstreden, omdat hij betrokken was bij een gokschandaal. Deze sonate is een mengeling van melancholie en getemperde vrolijkheid – in onze Duyschot ruimte heerlijk om te horen!

II – Sonata XII (1641) Giovanni Battista Fontana (Brescia, 2e helft 16e eeuw (ca. 1571) – Padua, ca. 1630) was een Italiaans violist en componist. Hij wordt gezien als een der vooraanstaande virtuozen van zijn tijd, en als uitvinder van de kamersonate. Na zijn dood (hij overleed aan de pest) verschenen in 1641 in Venetië 18 sonates voor viool (solo-, duo- en trio-vioolsonates, kornetsonate, fagotsonate, luitsonate, cellosonate) van zijn hand. Dit stuk is een verkenning van diverse dialogen zoals tussen barok fagot en viool. Ook dit stuk klinkt mooi in de ruimte maar dat geld in feite voor het hele concert.

III – Sonata Prima (1681) voor viool en continuo – Heinrich Ignaz Franz Biber von Bibern (Stráž pod Ralskem, 12 augustus 1644 — Salzburg, 3 mei 1704) was een Oostenrijks componist en violist van Boheemse herkomst. Hij wordt wel als de grootste violist van zijn tijd gezien. Biber werd in Stráž pod Ralskem (Duits: Wartenberg), Bohemen geboren. Zijn basisopleiding kreeg hij aan het College van de Jezuïeten in Opava, (Duits: Troppau), Moravië, waar hij onder andere bekend werd met Pavel Josef Vejvanovský en Philipp Jacob Rittler. Vermoedelijk heeft hij in Praag, Dresden en Wenen gestudeerd onder andere bij de vioolvirtuoos Johann Heinrich Schmelzer. In het begin van de zestiger jaren was hij als musicus in dienst van de vorst Johann Seyfried Eggenberg in Graz in de Stiermarken. Later was hij kapelmeester tot 1670 van de beroemde kapel van de vorst-aartsbisschop van Olomouc Karl von Lichtenstein-Kastelkorn, die op de zomerzetel van de bisschop, het kasteel Kroměříž (nu: Palais van de Přemysliden) musiceerden. Aansluitend was hij violist en componist, dirigent en rentmeester aan het hof van de aartsbisschop van Salzburg Maximilian Gandolph von Khuenburg. Op 30 mei 1672 huwde hij met Maria Weiß uit Salzburg. In 1690 werd hij – na een wachttijd van 9 jaar – eindelijk door keizer Leopold I van het Heilige Roomse Rijk met de adelstitel “Biber von Bibern” onderscheiden. Zijn composities bestaan merendeels uit kerkmuziek, hoewel ook twee opera’s van hem bekend zijn. Hij overleed op 59-jarige leeftijd in Salzburg.

Na de charmante inleiding van Lucia Giraudo op het stuk (“I hope you wish me luck!”) worden we meegevoerd in de experimenten van Biber, zondermeer erg boeiend en voortreffelijk uitgevoerd!

IV – Sonata terza (1682) – Johann Rosenmüller (Oelsnitz (Vogtland), 1619 (?) – Wolfenbüttel, 10 of 12 september 1684) Hij was een Duits componist uit de barok. Johann Rosenmüller studeerde aan de theologische faculteit van de Universiteit Leipzig, waar hij in 1640 afstudeerde. In 1651 werd hij organist van de Nikolaikerk in Leipzig, en later ook van de Thomaskerk. Ook werd hem toegezegd dat hij de cantor van de Thomaskerk zou opvolgen. In 1655 werd Rosenmüller echter beschuldigd van ontucht met koorknapen. Hij werd gevangengezet, maar kon vluchten naar Venetië. Rosenmüller werkte in Venetië als trombonist aan de Basiliek van San Marco en als componist. Hij noemde zich Giovanni Rosenmiller. Hij werkte ook als kapelmeester aan het Ospedale della Pietà in Venetië, een weeshuis voor meisjes. In Italië vond de synthese plaats tussen de Duitse en de Italiaanse muziekstijlen die Rosenmüller tot een beroemde en invloedrijke componist heeft gemaakt. In 1682 keerde Rosenmüller terug naar Duitsland als kapelmeester van Hertog Anton Ulrich van Brunswijk-Wolfenbüttel. Op 10 september 1684 stierf hij in Wolfenbüttel. Rosenmüller heeft vocale en instrumentale werken gecomponeerd. Hij werd onder andere beïnvloed door de muziek van Giovanni Legrenzi, Francesco Cavalli, Arcangelo Corelli en Heinrich Schütz.

Deze sonata valt op door het innige samenspel tussen viool en fagot gelardeerd met een fikse portie weemoed.

V – Fantasia per fagotto solo (1638) Fray Bartolome de Selma y Salaverde ( Cuenca ca. 1595 – na 1638 ) Dit heerschap was een Spaanse barok componist en virtuoos fagottist . Hij was een Augustijner monnik , die in dienst was bij het aartshertogdom in Innsbruck vanaf 1628 tot 1630. Zijn composities omvatten de Primo Libro de canzoni , fantasie & Correnti ( Venetië , 1638 ) , en een manuscript met vocale werken. Hij overleed vermoedelijk in Oostenrijk. Dit is één van de eerste stukken ooit geschreven voor fagot en begeleiding.

VI – Giulio Quirici op Theorbe en barokgitaar o.a. de Toccata – Giovanni Paolo Foscarini (1600 – 1647) – corrente ofwel courante – ricercare – twee popmelodietjes uit die tijd. Giulio grossiert in fijnzinnig spel waarvoor hij terecht een enthousiast applaus krijgt!

VII Sonata a tre – Johann Heinrich Schmelzer (c. 1620-1623 – tussen 29 Februari en 20 Maart 1680) was een Oostenrijks componist en violinist. Er is weinig bekend over hem. Hij schijnt in Wenen aangekomen te zijn omstreeks 1630 – en was componist en musicus aan het Habsburgse hof voor de rest van zijn leven. Hij genoot een directe verhouding met Keizer Leopold I en kreeg de rang van Kapellmeister in 1679. Hij stierf tijdens een pest epidemie slechts enkele maanden na het krijgen van die positie. Schmelzer was één van de belangrijkste violisten van zijn periode, en had een belangrijke invloed op latere Duitse en Oostenrijkse componisten.

VIII – Aria sopra la Bergamasca Marco Uccellini (Forlimpopoli, 1603 of 1610 – 10 december 1680) was een Italiaans violist en componist uit de barok. Over het leven van Uccellini is weinig bekend. Hij werd geboren in Forlì, een stadje in de gemeente Forlimpopoli. In Forlì studeerde hij bij de Assisi aan het seminarie. Van 1641 tot 1662 was hij orkestleider (Capo degl’ instrumentisti) aan het hof van de hertog van Parma (Ranuccio II Farnese) in Modena. Verder was Uccellini in deze periode kapelmeester (Maestro di cappella) van de kathedraal in Modena. Die positie bekleedde hij tot 1665. Daarnaast componeerde Uccellini opera’s en balletten, maar geen van deze werken heeft de tand des tijds overleefd. Nu is Uccellini vooral bekend vanwege zijn instrumentale muziek. Uccellini behoorde tot de vooraanstaande Italiaanse violisten en componisten in de eerste helft van de 17e eeuw. Zijn sonates voor viool en basso continuo hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van een idiomatische stijl van schrijven voor de viool. Verder zijn de composities van belang geweest bij de verdere uitbreiding van het instrument met betrekking tot de technische mogelijkheden en het expressieve bereik. De innovaties van Uccellini hebben grote invloed gehad op een generatie van Oostenrijks-Duitse violisten-componisten als Johann Heinrich Schmelzer, Heinrich Ignaz Biber en Johann Jakob Walther.

Dit stuk bestaat feitelijk – oorspronkelijk uit variaties voor twee blokfluiten en basso continuo boven een ostinate bas. Een basso ostinato is een bas-melodie in een compositie, die de hele tijd één en dezelfde melodie herhaalt. Een vrolijk pakkend stuk met verve gespeeld. Toch had ik in deze versie liever een klavecimbel erbij gehad in plaats van een orgel. Maar zeker een waardige afsluiting van dit mooie concert!

Peter Taams